Friday, November 25, 2011

Moneyball (Bennett Miller, 2011)

Een waargebeurd verhaal over een Amerikaanse honkbalploeg met een hoofdrol voor Brad Pitt. Ik moet eerlijk zijn, ik was vooraf in eerste instantie niet echt enthousiast. Sportfilms vallen mij over het algemeen vaak tegen (denk aan Remember the Titans of recentelijker Clint Eastwood’s Invictus) maar toen ik zag dat Bennett Miller (Capote) de regie op zich nam en Philip Seymour Hoffman een rol heeft, werd ik toch gematigd enthousiast. Gelukkig maar, want Moneyball is een geslaagde film die in tegenstelling tot eerder genoemde films niet zozeer over sport alswel over sportmanagement gaat.

Moneyball draait om Billy Beane (Brad Pitt), vroeger een groot honkbaltalent maar altijd een belofte gebleven. Hij koos al snel om niet op het veld maar ernaast als manager carriere te willen maken. Zo is hij GM (General Manager) van de Oakland Athletics. Na zijn eerste seizoen in de World Series met de Athletics moet hij afscheid nemen van zijn drie beste spelers die opgekocht zijn door veel rijkere clubs. Het is nu aan hem om een nieuw team op te bouwen, helaas met beperkte financiele middelen. Tevens is de coach van het team, Art Howe (Philip Seymour Hoffman), ontevreden over zijn contract en alles behalve blij met manager Beane. Het ziet er dus bar slecht uit voor onze hoofdpersoon totdat hij Yale Whizzkid Peter Brand (Jonah Hill) ontmoet. De schuchtere Brand is erg analystisch aangelegd en benaderd het honkbalspel met uitgekiende statistiek en beweert dat het mogelijk is om met het beperkte budget in een, in theorie, kampioensploeg samen te stellen. Beane stelt Brand aan als zijn assistent en gaat, ondanks felle protesten van alles en iedereen binnen de club, met deze nieuwe methode een kampioensploeg bouwen.
Beane krijgt de meeste weerstand van de huidige scouts van de club. Het zijn precies dit soort scouts die hem ooit als supertalent de honkbalwereld binnenhaalden (Beane verkoos honkbal boven studeren, ondanks het behalen van een volledige studiebeurs) waar hij nu hard tegen opbokst. Als de nieuwe ploeg van de Oakland Athletics de eerste wedstrijden kansloos verliezen, blijkt dat Beane alles en iedereen op eén  lijn moet zien te krijgen. Zo is er de coach Howe die weigert mee te werken aan het bizarre plan van zijn manager en stelt deze andere spelers op dan door de statistiek voorgeschreven. Dankzij een aantal vernuftige stappen en scherpe onderhandelingsmethoden, weet Beane uiteindelijk een team te kneden wat honkbalgeschiedenis zou schrijven door 20 wedstrijden op rij te winnen en daarmee de benadering van spel en spelers voor altijd zou veranderen.

In tegenstelling tot de meeste sportfilms legt Moneyball de focus niet zozeer op het spel maar meer op wat er aan vooraf gaat en de dingen die zich achter de schermen afspelen. Geen van de hoofdrolspelers is dan ook speler binnen het team. Het ontbreken van dure sterren is immers juist de kracht van de nieuwe methode. De film is daarmee ook beter dan het gemiddelde sportdrama. De dialogen zijn scherp en intelligent, en het spel van met name Jonah Hill is erg overtuigend. De Superbad acteur speelt de verlegen maar intelligente ‘honkbal-wizard’ erg natuurlijk. De door zijn personage toegepaste methode was binnen de honkbalwereld extreem impopulair vanwege het onmenselijke karakter, daar waar honkbal een sport van het volk is. Via de charismatische en daadkrachtige Beane kreeg deze methode de kans die het verdiende en valt nu niet meer weg te denken binnen het honkbal. Dat Beane uiteindelijk de credits krijgt lijkt Brand niet echt te deren, dit past weliswaar bij zijn bescheiden karakter, maar lijkt onrechtvaardig. Helaas wordt hier binnen de film naar mijn mening iets te gemakkelijk overheen gestapt.
Wat ook zeker een minpuntje is is het gebruik van Philip Seymour Hoffman. Hij is in mijn ogen nog steeds de beste acteur van dit moment en wordt niet naar volle potentie gebruikt door een regisseur die hem eerder met Capote een van de beste rollen uit zijn carriere gaf. Hoffman speelt niet slecht, maar komt naar mijn smaak te weinig aan bod. Deze kritiek geldt niet alleen voor het gebruik van de acteur, maar ook zijn karakter had vaker naar voren mogen komen.

Al met al is Moneyball een verfrissende film binnen het sportgenre die ondanks de vernieuwende invalshoeken er niet aan ontkomt toch, zeker tegen het einde, enkele genre-cliches te gebruiken. Het zijn punten die maar slechts af en toe storen, en de film niet van een dikke voldoende afhouden.

Mocht Jonah Hill overigens voor de nodige filmprijzen in aanmerking gaan komen let dan goed op, hij is na deze film moeilijk te herkennen.

7.5/10

Thursday, November 24, 2011

The Whistleblower (Larysa Kondracki, 2010)

Onze wereld bestaat voor een deel uit een grote ‘boze’ mensen wereld, dat is bekend. Ook weten we dat dit door verschillende motieven en belangen op alle niveau’s plaatsvindt. Onrecht, zoals mensenhandel vindt steeds vaker plaats en komt veelal niet aan het licht. Een manier om hier aandacht voor te vragen is het medium film. Helaas levert het met ‘The Whistleblower’ echter in geen enkel opzicht verrassende of vernieuwende cinema op.

De Amerikaanse politieagente Kathryn Bolkovac (Rachel Weisz) wordt door de VN uitgezonden naar voormalig oorlogsgebied in Bosnië om daar de situatie te ‘monitoren’. Zij komt al snel in aanraking met veelal jonge vrouwen, meisjes nog, die gebruikt en verkocht worden als seksslaaf of prostituee. Wat zij echter niet kon vermoeden maar toch snel ontdekt is dat veel van haar mannelijke collega’s van verschillende instanties niet alleen ‘klant’ zijn maar ook zakelijk betrokken zijn geraakt bij deze vorm van mensenhandel. In haar ijver om het onrecht te bestrijden en op te komen voor de jonge meisjes stuit Kathryn op veel verzet van de diverse instanties die niet op een rel zitten te wachten. Ook zwijgen de meeste meisjes als het graf, aangezien getuigenis fataal zou kunnen worden. Gelukkig krijgt de strijdbare Amerikaanse hulp van collega’s van ‘Internal Affairs’ om de verwerpelijke gang van zaken aan het licht te brengen. Of dit de problemen ook daadwerkelijk zal oplossen is nog maar de vraag.

Wat centraal staat in deze film is de ijzersterke acteerprestatie van de nog steeds prachtige Rachel Weisz. Dat de rol van sterke, tegen onrecht strijdende, vrouw haar op het lijf geschreven is bewees zij al eerder met The Constant Gardener in 2005 waarvoor zij een Oscar in ontvangst mocht nemen. Haar prestatie doet dan ook niks af aan de film, helaas zijn er een aantal andere factoren die dat wat mij betreft wel doen.
Allereerst het gegeven van een verhaal dat gebaseerd is op waargebeurde feiten. Met deze kennis stel je je als kijker in op een zekere confrontatie en lijkt dit het verhaal al grotendeels te voorspellen. Bij films in dit ‘genre’ is het toch vaak zo dat er een bepaalde vorm van onrecht aan de kaak wordt gesteld met een helaas nog altijd erg zwart-witte voorstelling van personages en instellingen. De film kent enkele keiharde confronterende beelden. Toch kwamen deze beelden bij mij persoonlijk niet zo schokkend over als mogelijk was geweest. Je stelt je er nou eenmaal op in en weet intuitief wel wanneer wat komen gaat. Geen verrassing, dus ook niet het shock effect wat zulke gebeurtenissen toch zeker wel verdiend. In dit geval had een documentaire een sterker effect gehad denk ik.

Qua filmstijl wordt de kijker eigenlijk ook geen moment uitgedaagd. Het verhaal wordt verteld op een wijze die we al vele malen eerder hebben gezien. Ook de wat sobere filmkwaliteit, dus weinig licht etc, die de algehele sfeer kracht bij moet zetten komt niet meer volledig op mij over. De film vertelt het verhaal niet slecht, maar doet zeker niet veel meer. Dat het einde enigszins onbevredigend is is niet zozeer een zwakte van de film, maar simpelweg consistent met de werkelijkheid.

‘The Whistleblower’ is dus eigenlijk een 13 in dozijn ‘onrecht’ film waar er veel vaker veel betere versies van gemaakt zijn. Goed materiaal voor het volgende ‘GroenLinks’ congres misschien (dit is zeker niet denigerend bedoeld), maar voor de meeste filmfans geen verrijking. Mocht je interesse in het onderwerp hebben, zeker kijken, maar zoals gezegd was een documentaire hier beter op zijn plaats geweest.

6/10

Wednesday, November 16, 2011

Glengarry Glen Ross (James Foley, 1992)

Wat Scarface is voor rappers, is Glengarry Glen Ross voor verkopers. Met name de befaamde ‘peptalk’ van Alec Baldwin spreekt voor veel salesprofessionals tot de verbeelding. Deze scene en anderen worden tot op de dag van vandaag nog steeds gebruikt als trainingsmateriaal in de saleswereld. Of de film ook juist wordt geïnterpreteerd valt net als bij menig rapper voor Scarface, te betwijfelen.

Een groep verkopers, allen werkzaam voor een bedrijf dat stukken land en onroerend goed verkoopt, worden na tegenvallende resultaten krachtig toegesproken door een topverkoper (Alec Baldwin) van een moederbedrijf. Hun doel is simpel: beter dan hun collega’s worden anders verliezen ze hun baan. Veelal werken de mannen met ‘leads’ die beheerd en bewaard worden op kantoor door hun manager (de in 1992 nog relatief onbekende Kevin Spacey). Aangezien deze leads veel geld waard zijn en de werknemers onder grote druk staan, is het letterlijk roversgoed. Een van de werknemers bedenkt dan ook dat het voordeliger kan zijn om deze leads te stelen en door te sluizen naar een concurrerend salesbedrijf. Als de volgende dag de leads inderdaad verdwenen zijn en iedereen onder mogelijke verdenking staat wordt de kern van het bedrijf pijnlijk blootgelegd.

Glengarry Glen Ross is gebaseerd op het theaterstuk van David Mamet wat in 1984 een Pulitzer prijs won. Mamet was zelf in de jaren ’70 werkzaam in een ‘real estate office’. Met een theaterstuk als bronmateriaal zal de film veel dialoog bevatten en dat vraagt om topacteurs en die zijn dan ook in overvloed aanwezig. Met Kevin Spacey, Ed Harris, Alan Arkin, Jack Lemmon, Alec Baldwin, Jonathan Pryce en Al Pacino kent de film een absolute topcast. Dat de film weinig sets (het tweede deel van de film speelt zich uitsluitend op kantoor af) kent, doet niks af aan de kracht van de film. De dialoog en het bijkomende acteerwerk is sterk genoeg om de film te dragen, sterker nog, de vonken vliegen er van af. Het schijnt zelfs dat sommige leden van de cast op dagen dat ze zelf niet speelden toch kwamen kijken om de indrukwekkende prestaties van hun collega’s te kunnen aanschouwen. Glengarry Glen Ross is dus absoluut een showcase ‘acteren’.

Maar, het is gelukkig meer dan dat. Inhoudelijk maakt de film goed duidelijk hoe de saleswereld in elkaar zit. Werknemers (en werkgevers) staan vaak onder hoge druk en verliezen veelal de moraal uit het oog. Onder druk is een leugen zo gemaakt, zorgelijk is het echter, dat het liegen als normaal wordt beschouwd en onderdeel van het vak lijkt te zijn geworden. Niet alleen is dit een eigenschap die de verkopers in de film richting hun klanten hebben, ook ten opzichte van elkaar is het firma ‘list en bedrog’. Het is een tweede natuur geworden.

Glengarry Glen Ross slaagt er dus overtuigend in de transitie van toneel naar film te maken zonder dat dit kunstmatig overkomt. Mede dankzij een enorme lading acteergeweld lijkt de film om te vliegen en had wat mij betreft nog langer mogen duren. Een film die de kijker makkelijk aan het denken zet, zonder echt belerend over te komen. Verplichte kost voor zowel verkoper als klant!

Voor de liefhebbers:



“ABC, Always Be Closing.....”

8/10

Sunday, November 13, 2011

Red State (Kevin Smith, 2011)

Kevin Smith is een grappenmaker. Al sinds begin jaren ’90 maakt hij geslaagde niet-alledaagse komedies zoals Clerks, Chasing Amy en het recentere Zack and Miri make a Porno. Een paar jaar geleden kondigde hij aan een horrorfilm te gaan schrijven en regisseren. Na wat geouwehoer rondom de kosten en distributie is deze film er dan eindelijk gekomen.

We beginnen met 3 puberende vrienden die via het internet een afspraak hebben geregeld met een wat oudere vrouw waar ze gedrieen seks mee zullen gaan hebben. Na aankomst krijgen de drie jongens bier van hun lustobject (Melissa Leo) en raken zij buiten bewustzijn. Ze worden wakker in de kelder van een kerk waar priester Abin Cooper (Michael Parks) zijn volgelingen toespreekt wat resulteert in de ‘slachting’ van een homoseksuele zondaar aan het kruis. De jongens wacht hetzelfde lot. Als een van hen weet te ontsnappen escaleert de situatie. Wat volgt is een overweldigend vuurgevecht tussen de doorgeslagen gelovigen en de politie onder leiding van Joseph Keenan (John Goodman).

Om maar meteen met de deur in huis te vallen: Red State valt tegen. Wat begint als een horrorfilm in de categorie Hostel lijkt te ontaarden in een ongenuanceerde ‘over-the-top’ shoot-out. En hier schuilt het grootste probleem, we kijken naar vlees noch vis. Het is dus maar even een horrorfilm, het schieten maakt snel plaats voor een kwartiertje serieus drama om te eindigen in een slotscene waar the Coen brothers veel van hun Burn After Reading in zullen herkennen. Geen originaliteitsprijs dus.

De overgang van ‘horror’ naar shoot-out valt nog wel mee te leven, tot nu toe is het allemaal ook nog redelijk vermakelijk en bij vlagen grappig. Als de film op deze voet verdergaat om als een soort Planet Terror tot een extreem ongenuanceerd einde te komen hebben we een weliswaar onoriginele maar leuke film gezien. Smith kiest er echter voor om ons als een soort van Tarantino wannabe te verrassen qua verhaalontwikkeling en schotelt ons tijdens het mitrailleurgeweld een dramatische ‘familie’ scene voor om deze later net zo hard weer de kop in te drukken. Onverwacht zeker, maar niet met een positief resultaat. Het heeft nul amusementswaarde en maakt dat de film er chaotischer en chaotischer op wordt. Tussendoor zien we nog een autoriteitsconflict bij de politie (waar John Goodman, die wat kilo’s kwijt lijkt te zijn, wel veel goed maakt met zijn persoontje) om uiteindelijk nog een satirische politieke draai aan het geheel te geven.
Wat Smith hier wil zeggen is wel duidelijk, maar ook duidelijk te veel. Red State is dus geen horror, geen shooter, geen drama en geen satire, wat het wel is: Pretentieuze chaos die gelukkig zo nu en dan toch nog voor een enkele grappige, verrassende wending zorgt, maar ondanks goed acteerwerk van Goodman, Leo en (voor mij) nieuweling Kerry Bishé geen voldoende weet te scoren. Ik wacht weer met smart op de ouderwetse 'shit and fart' grappen van Jay and Silent Bob.

5/10

Wednesday, November 9, 2011

Notorious (Alfred Hitchcock, 1946)

Toen Alfred Hitchcock tijdens het schrijven van het script van Notorious navraag deed naar uraniumpoeder kwam hij lichtelijk in de problemen met de FBI. Hij had toen al door dat dit een belangrijke rol zou kunnen spelen in een verhaal betreffende nazi’s tijdens of na de tweede wereldoorlog. Het is typerend voor een visionair regisseur die met Notorious een van zijn vele meesterwerken schreef.

Vlak na de tweede wereldoorlog wordt de vader van Alicia Huberman (Ingrid Bergman) in de Verenigde Staten veroordeelt voor spionage. Al snel daarna wordt zij benaderd door een agent van de geheime dienst genaamd T.R. Devlin (Cary Grant). Haar wordt gevraagd te infilteren in een groep van oud-nazi’s die zich in Brazilie gevestigd hebben om hun plannen te doorgronden. Haar ingang is Alex Sebastian (Claude Rains), een niet onsymphatiek overkomende man, die vroeger bevriend was met Alicia haar vader. Al vrij snel ontbloeit er een liefdesrelatie tussen haar en geheim agent Devlin. Die relatie wordt ernstig gecompliceerd als spionage-object Alex Alicia ten huwelijk vraagt. Om in haar rol te blijven en de missie te doen slagen, accepteert ze zijn aanzoek. Als zijn vrouw is Alicia een stap dichterbij om te onthullen wat er in huize Sebastian, waar een groepje oud-nazi’s regelmatig samenkomen, bekokstoofd wordt. Door geraffineerd spionagewerk en hulp van Devlin, komen de twee heel wat aan de weet, maar zal dit zonder gevolgen blijven voor Alicia?

Hitchcock maakt met Notorious een van zijn beste films. De ‘master of suspense’ wordt (terecht) altijd meteen met Psycho, Rear Window en Vertigo geassocieerd. Het wat oudere Notorious mag wat mij betreft meteen in dit lijstje opgenomen worden. Niet alleen klopt qua script alles aan deze film, het is vooral een ‘showcase’ regisseren van de eerste orde. De regie wordt  vaak gedreven door ‘props’ zoals een sleutel of een kopje koffie. Dit maakt dat de kijker zijn ogen nooit van dit object afhoudt en 100% bij de les is.
Hitchcock begint met een 'long shot'

Laten we er een scene uitlichten, namelijk die van het feest waar Devlin samen met Alicia in de wijnkelder moet zien te komen. Die is tot zover op slot geweest en Alicia vermoedt dat hier iets belangrijks te ontdekken valt en heeft de avond voor het feest de sleutel weten te bemachtigen. Dit hebben we als kijker de scene hiervoor gezien en onze focus ligt visueel al bij de sleutel. Het feest begint met een ‘long shot’ vanaf de trap en langzaam zoemt de camera in op de hand waarin Alicia de sleutel verbergt. Zodra Devlin arriveert is deze zelfde hand het punt waar de camera de focus legt. Hitchcock neemt dus dit belangrijke detail als uitgangspunt in plaats van gezichtsuitdrukkingen zoals oogcontact. Als kijker sta je op scherp, kortom, briljante regie. Later in de film zien we een soortgelijke sequentie maar dan met een koffiekopje (laat ik niet teveel verklappen....). 
Om vervolgens in close up bij de sleutel te eindigen

Naast dus de fenomenale regie, zijn er nog twee punten die niet onopgemerkt mogen blijven. Het acteerwerk van onze ‘heroine’ gespeeld door Ingrid Bergman (wier dochter we 2 posts geleden nog zagen lijden). Natuurlijk is zij vooral bekend van de klassieker Casablanca, maar ik denk dat haar acteerprestatie als spionne hier van minstens dezelfde klasse is. Haar constante afweging tussen motivatie en angst speelt ze met verve, maar dit komt uiteraard ook op het conto van haar regisseur.

En dan nog het einde van de film. Ik zal wederom niks proberen te verklappen, maar hier heeft Hitchcock dankzij een perfect gebalanceerd script een van de beste filmeindes ooit te pakken. De verhoudingen tussen Devlin, Alex en Alicia (beide mannen houden van haar), maar ook bijvoorbeeld die tussen Alex en zijn moeder worden hier perfect benut. Dat wat in de voorgaande 100 minuten is opgebouwd komt hier samen en je ziet en voelt alle afwegingen van de personages tot aan het allerlaatste ontroerende shot. Perfect!!


10/10

Monday, November 7, 2011

The Godfather Part III (Francis Ford Coppola, 1990)

Het heeft 15 jaar geduurd voordat Francis Ford Coppola zijn Godfather trilogie wist af te sluiten. Dit grote tijdsgat zal mogelijk de reden zijn geweest waarom het laatste deel niet aan zijn twee voorgangers weet te tippen. Ondanks een aantal zwakheden is het toch geen onwaardige afsluiting van Mario Puzo ‘s legendarische verhaal over de (fictieve) Corleone familie.

We zijn het jaar 1979. Michael Corleone (Al Pacino) is inmiddels bijna 60, gescheiden van Kay en zijn kinderen zijn volwassen. Hij heeft last van zijn geweten en wil zijn reputatie herstellen, zo heeft hij bijvoorbeeld al zijn casino’s verkocht en een Corleone Foundation opgericht. Michael heeft geweld afgezworen, ook omdat hij graag met het Vaticaan wil handelen. Als zijn ‘bastaard’ neefje Vincent (Andy Garcia), die in onmin met de regerende maffia leeft, zich in zijn familie mengt, blijkt dat ondanks Michael zijn goede bedoelingen de familie Corleone nog genoeg vijanden heeft.

De derde Godfather film heeft duidelijk een andere toon dan de twee sublieme voorgangers. De film kent nog steeds veel sterke dialoog, maar is een stuk langzamer en levert daarom aan spanning in. De kracht van de eerste twee films was het enorme vermogen om een (lang) verhaal boeiend te vertellen. Het feit dat je als kijker zo betrokken bent met de Corleone familie lijkt de derde film deels te redden, aangezien de huidige familieverhoudingen hier uiteraard uit voortkomen. Qua aankleding is de derde film van hetzelfde niveau als zijn voorgangers. De verheerlijking van geweld en andere maffiapraktijken is wel minder aan de orde.
Coppola heeft voor deze afsluiter nog een extra familielid (zijn vader Carmine bijv. deed voor alle films de muziek) bij de film betrokken, zijn dochter Sofia. Zij speelt Michael Corleone’s dochter Mary, die verliefd wordt op haar neef(!) Vincent. De keuze van Coppola om zijn dochter een vrij grote rol te laten acteren is niet de gelukkigste gebleken. Als actrice (later een uitstekend regiseusse) heeft Sofia niet het gewenste talent, zo kreeg zij 2 ‘Razzie Awards’ voor deze film en weet helaas sommige scenes naar een lager niveau te brengen. Positieve elementen zijn Andy Garcia en Eli Wallach (misschien beter bekend als The Ugly) en toch een solide, maar bij vlagen matte, Al Pacino. Opmerkelijk is dat het ontbreken van bijvoorbeeld Tom Hagen een gemis is, volgens het verhaal is hij overleden, maar feit was dat Robert Duvall teveel geld voor de rol vroeg.

Qua regie laat Coppola ook een aantal steekjes vallen. Sommige motivaties zijn voor de kijker minder duidelijk (bijvoorbeeld rondom de hele zaak met het Vaticaan) en maakt dat de spanning, die in de eerste twee delen bijna de gehele zes uur voelbaar was, duidelijk minder vat op de kijker krijgt. Het slot van de film kent gelukkig enkele sterk geregisseerde momenten, maar overall  doet de film het dus minder dan de eerste twee delen. Toch heb ik in geen van de 160 minuten op de klok gekeken, maar dit komt vooral omdat je inmiddels als kijker onderdeel van de Corleone familie geworden bent en nog deels op de piek van deel 2 (naar mijn smaak de beste van de drie) langzaam naar beneden glijdt. Dit maakt dat de slotscene (dat Michael doodgaat mag geen verrassing heten als de alternatieve titel ‘The Death of Michael Corleone’ luidt) niet de impact heeft die een Coppola in de jaren zeventig misschien wel tot stand had kunnen brengen.

Al met al is ‘The Godfather Part III’ dus niet het meesterwerk zoals de eerste twee dat waren (volgens velen de beste films ooit, wat naar mijn smaak een tikkeltje overdreven is) maar wordt de film gered door een ‘valse start’ gegeven door zijn eigen geschiedenis. Tel daarbij op een aantal sterk geregisseerde scenes en veel boeiende dialoog en de trilogie wordt redelijk stijlvol afgesloten.

"Just when I thought I was out...they pull me back in"

7/10

Friday, November 4, 2011

Blue Velvet (David Lynch, 1986)

In 1986 had David Lynch niet heel erg veel credit in Hollywood. Zijn naam was weliswaar gevestigd, maar door het floppen van Dune, had hij vrijwel geen beschikking over een substantieel budget. Blue Velvet is dan ook een low budget film geworden (acteurs kregen weinig betaald en producer Dino de Laurentiis heeft zijn eigen productiemaatschappij op moeten richten om de film uit te brengen). Ondanks deze omstandigheden heeft Lynch met deze film zichzelf verlost van zijn demonen en een persoonlijke en zeer originele film afgeleverd.

Het begint allemaal met Jeffrey Beaumont (Kyle MacLachlan) die een menselijk oor vindt. Nadat hij de politie in heeft gelicht wordt hem gevraagd de zaak verder te laten rusten. Nieuwsgierig als hij is gaat hij met hulp van Sandy (Laura Dern), de dochter van de plaatselijke inspecteur, op onderzoek uit. Al snel stuit hij op Dorothy Vallens (Isabella Rosselini), wiens man en zoontje ontvoerd zijn door de gestoorde Frank Booth (Dennis Hopper). Jeffrey voelt zich meer en meer aangetrokken tot deze mysterieuze vrouw en krijgt een inkijkje in de onderwereld van het op het oog zo vredige Lumberton.

Wat Lynch vanaf de eerste scene al duidelijk maakt is dat er meer onder het oppervlak plaatsvindt dan in eerste instantie zichtbaar. Hier doet hij dat nog vrij expliciet door een sterk contrast van rode rozen en insecten die rusteloos onder het gras lijken te wemelen. Deze openingsscene lijkt echter een voorbode voor de rest van de film, vaak veel subtieler probeert Lynch duidelijk te maken wat hij in de eerste scene nog cadeau lijkt te geven.

Zo is er het voorkomen van Dorothy Vallens. Een vrouw die gebroken en zeer wanhopig is maar dit uiterlijk wil verbergen met haar perfecte make-up (rode lippen, blauwe oogleden) en haar pruik. Deze elementen staan symbool om haar ware radeloze gemoedstoestand te verbergen. Dat deze facade uiteindelijk letterlijk gestript lijken te worden resulteert in een (functioneel) naakte Dorothy in de voortuin van Jeffrey. Eenzelfde soort vertoon zien we in de prachtige scene waar bordeeleigenaar Ben (Dean Stockwell) 'In Dreams' van Roy Orbison opvoert. Ook hij is zwaar opgemaakt en zijn performance lijkt in eerste instantie echt, maar door het bandje abrupt te stoppen en zelfs al eerder te stoppen met zingen maakt Lynch er geen geheim van dat het hier om een schijnperformance gaat.

'A candy-colored clown.....'
Ook is het contrast zichtbaar in de stijl van Lynch. Blue Velvet is zonder twijfel een vette knipoog naar de jaren ’50. Zo is het begin van de film duidelijk geinspireerd op Hitchcock’s klassieker (en Lynch' favoriet) Rear Window. De nieuwsgierige aanleg van de twee hoofdpersonen, en vooral Jeffrey (hoe heet de protagonist in Rear Window ook alweer?) zijn onverklaarbare voyeurisme zijn duidelijk afgeleid van de ‘master of suspense’ zijn meesterwerk. Zelfs de entreescene van Laura Dern doet qua ambiance sterk denken aan die van Grace Kelly. Tevens zijn de karakters van Jeffrey, Sandy en Dorothy Vallens een moderne variatie op de geijkte noir archetypen. Qua filmstijl speelt Lynch effectief met licht/donker, met betrekking tot de scenes waar Frank en/of Dorothy een rol spelen. De film ademt dus de stijl van de door de regisseur zo geliefde jaren ’50 en ik werd mij pas weer bewust van het feit dat we ons in de tachtiger jaren bevinden als Jeffrey en Sandy op een feestje staan met generatiegenoten. Toch lijkt Lynch ons ook bewust af en toe met de neus op de feiten te drukken, door bijvoorbeeld een modern biermerk als Heineken expliciet naar voren te laten komen. Maar kijk ook naar de aankleding van het bordeel waar Frank en zijn aangename gezelschap graag vertoeven. De stoelen, het vloerkleed, geen typische jaren ’80, we zijn duidelijk op een niet alledaagse locatie terechtgekomen met niet alledaagse figuren. Welk bordeel kent bijvoorbeeld uitsluitend oudere obese vrouwen? Is dit slechts een fantasie uit de ondoorgrondbare hersenspinsels van Lynch, of heeft de regisseur hier toch heel bewust voor gekozen? 
Een bordeel in de jaren '80?
Nu zijn er wat dit betreft aanhangers van Lynch die beweren dat zijn films vooral als ‘style over substance’ gezien moeten worden. Iets waar ik het pertinent oneens mee ben. Toegegeven,een aantal films uit Lynch zijn oeuvre lijken in eerste instantie ‘onoplosbaar’ maar ik pleit voor ‘geschoolde’ herkijk in plaats van het af te doen als enkel stijloefening. Ik denk dat hij alles met een weloverwogen reden doet, hij is weliswaar een zeer intuitief persoon, maar ik weet zeker dat elke scene en elk element een functie heeft. Zo denk ik dat bijvoorbeeld de bordeelsetting zo artificieel mogelijk over moet komen op de kijker. Dit zou ook de make-up van de gastheer kunnen verklaren (naast de‘In Dreams’opvoering). Zo mogelijk schaart de kijker de thuishaven van de onderwereld onder de meer exclusieve, en lijkt deze minimaal met het zo gemoedelijke Lumberton geassocieerd te kunnen worden. 

Het door Lynch opgewekte contrast is ook in overvloed aanwezig in de soundtrack. In de ‘suspense’ scenes, bijvoorbeeld tijdens Jeffrey zijn momenten als voyeur, gebruikt de regisseur veelal klassiekere muziek die zo door Bernard Hermann gecomponeerd zou kunnen zijn. Wederom een referentie naar Hitchcock. Verder zijn er de ‘laidback jazz tunes’ die later zo effectief werden gebruikt en karakteristiek zijn geworden voor het succesvolle Twin Peaks. Het toppunt van contrast is echter daar waar Jeffrey door Frank in elkaar geslagen wordt onder wederom Roy Orbison’s ‘In Dreams’. Als rijke toevulling danst er een hoertje op het dak van de auto. Tevens was Blue Velvet de eerste samenwerking tussen Lynch en Angelo Badalamenti (die zijn huiscomponist zou worden). Badalamenti componeerde speciaal voor Lynch o.a. het schitterende Mysteries of Love gezongen door Julee Cruise, die later ook weer dienst zou doen voor Twin Peaks.

Behalve een ijzersterke film lijkt Blue Velvet lijkt dus het begin te zijn geweest van een vruchtbaar huwelijk tussen Lynch en Badalamenti maar ook tussen Lynch en acteurs als Kyle MacLachlan (begon al bij Dune..) en Laura Dern. Later zouden dus nog de voortreffelijke serie Twin Peaks maar vooral moderne klassiekers als Mulholland Drive en Inland Empire volgen. Geruchten gaan nu dat Lynch zich niet meer met film bezighoudt maar zich uitsluitend nog als muzikant aan het ontwikkelen is. Laten we hopen dat dit slechts een gerucht is.....

"It's a strange world..."

9/10