Friday, December 23, 2011

The Rum Diary (Bruce Robinson, 2011)

In 1998 maakte Johnny Depp furore als Raoul Duke in de ‘filmtrip’ Fear and Loathing in Las Vegas naar het boek van de in 2005 overleden Hunter S. Thompson. De film, die inmiddels een cultstatus verworven heeft, bevestigde definitief de acteerkwaliteiten van Depp. Dat deze inmiddels de trekjes van het Duke karakter(en Jack Sparrow uiteraard) in bijna al zijn rollen lijkt te leggen wekt bij mij veelal irritatie op en draagt niet altijd bij aan de kwaliteit van zijn spel (denk bijvoorbeeld aan The Tourist). Dat hij juist in een film die wederom gebaseerd is op een boek van Thompson laat zien dat hij zijn gekke bekken achterwege kan laten is verrassend.

Depp speelt Paul Kemp, een journalist uit New York in de jaren ‘50 die Amerika tijdelijk wil ontvluchten en zodanig in Puerto Rico terecht komt waar hij voor de San Juan Star gaat schrijven. Kemp ontdekt al snel de rum en geeft zich net als veel van zijn collega’s moeiteloos over aan de alcohol. Ondanks zijn chaotische en lichtzinnige aanpak wordt zijn talent opgemerkt door zijn baas (Richard Jenkins) maar ook door een louche projectontwikkelaar Sanderson (Aaron Eckhart) die zijn schrijven wil gebruiken voor enigszins malafide commerciële doeleinden. Als Kemp intrekt bij twee van zijn zeker niet-alledaagse collega’s en verliefd wordt op Sanderson zijn verloofde (Amber Heard) stapelen de ontwikkelingen zich in hoog tempo op.

Van het plot moet The Rum Diary het zeker niet hebben. Het enigszins onsamenhangende verhaal is niet memorabel maar ook zeker niet storend. Veel meer vallen de acteerprestaties van Depp en met name die van Giovanni Ribisi, die een naar Hitler's toespraken luisterende überalcoholist speelt, op. Ook de regie en soundtrack zijn dik in orde wat maakt dat de film dankzij het hoge tempo en de soms bizarre gebeurtenissen vermakelijk genoeg is.
Vooraf is de grootste valkuil van een film als deze dat met de Hunter S. Thompson en Johnny Depp combinatie een “Fear and Loathing in Puerto Rico” verwacht wordt. Niets is minder waar. Ondanks de hoge mate van alcohol consumptie in de film is zowel de stijl als het narratief totaal anders en is de enige associatie met de eerdergenoemde ‘klassieker’ de stem van Depp. Dit kwam voor mij persoonlijk als een welkome verrassing. De trailer had wat dit betreft weinig goeds voorspeld, ook gezien de extreem flauwe grappen, die gelukkig grotendeels al in de trailer zaten en daarmee beperkt bleven.

The Rum Diary is een vermakelijk en verfrissende film die helaas niet echt overtuigd in boodschap (waar de makers duidelijk wel toe pogen) maar dankzij goed acteren, absurde situaties en een behoorlijk tempo zijn hoofd ver genoeg boven water weet te houden.

(Opmerkelijk: Regisseur en scriptschrijver Robinson, zelf lange tijd alcoholist geweest, had kennelijk al 6,5 jaar geen druppel alcohol gedronken. Om zijn writer’s block te overwinnen dronk hij een fles drank per dag om vervolgens na voltooiing van het script geen druppel meer te drinken.)

7/10

Friday, December 9, 2011

Nova Zembla (Reinout Oerlemans, 2011)

Reinout Oerlemans heeft Nederlandse filmgeschiedenis geschreven. Nova Zembla is de eerste 3D bioscoopfilm van Hollandse bodem. Tevens is deze film de eerste acteerklus voor Fries topmodel Doutzen Kroes. Ondanks het hoge budget en de hoge verwachtingen gaat deze film helaas door een uiterst zwak scenario al snel ‘ijskoud’ ten onder.

Het verhaal is gebaseerd op ware feiten. Het is 1596, we staan aan de vooravond van de Gouden Eeuw. Kapitein Jacob van Heemskerck (Victor Reinier) en Willem Barentsz (Derek de Lint) gaan met hun bemanning op ontdekkingsreis richting Indie. Zij denken door de Noordelijke route om Nova Zembla te nemen een nieuwe handelsroute te ontdekken. Deze is voorgesteld door dominee Petrus Plancius (Jan Decleir) wiens dochter Catherina (Doutzen Kroes) verliefd is op de jonge schrijver Gerrit de Veer (Robert de Hoog).

De Veer wil dolgraag mee op reis en de dominee ziet hem graag vertrekken zodat hij een tijdje uit de buurt van zijn dochter is (“Maak een man van hem, of voer hem aan de witte beren”). De Veer gaat mee als ‘reisverslaggever’ en botst al snel met de ietwat minder ontwikkelde zeelieden aan boord. Een van deze lieden wordt gespeeld door Nederreus Semmy Schilt, die dit niet onverdienstelijk doet. Na een harde botsing tussen hem en de Veer zal hij gekielhaald moeten worden. Als De Veer tijdens deze ruwe straf zijn leven redt weet hij iets van respect af te dwingen. Als de mannen ten noorden van Nova Zembla vast komen te zitten in het ijs, zal het overwinteren en overleven worden in de ijskoude sneeuw.
Laat ik beginnen met het 3D aspect. Ik ben hier, en dan druk ik me nog netjes uit, geen fan van. Aan het gros van de films die tegenwoordig in 3D uitkomen voegt het helemaal niks toe. Het is simpelweg een melkkoe geworden die niks met de kunstvorm cinema van doen heeft. Gelukkig hebben bioscoopgangers in Amerika maar ook in Europa steeds vaker de keus tussen 2D en 3D en de keuze voor de eerste optie lijkt gelukkig meer en meer de overhand te gaan krijgen. Ook Nova Zembla was in 2D niet veel anders geweest dan in 3D. Het enige wat Oerlemans met de extra dimensie doet is Doutzen Kroes prominenter in beeld brengen, waar ik niet over zal klagen. 

Dolgraag zou ik hier neerzetten dat Doutzen goed kan acteren en dat we nog veel vaker van haar zouden moeten gaan genieten op het grote scherm, maar helaas. Bij vrijwel elke scene, zeker tijdens de opening, valt het gewoon op dat ze teveel haar best doet om te ‘acteren’. In combinatie met haar accent, wat ze ondanks een coach niet weg heeft kunnen werken, maakt haar prestatie geen indruk. Dat Oerlemans koos voor een bekende debutante is moedig, maar pakt dus niet goed uit.

Het grootste manco van de film echter is het belabberde scenario. De epische ontdekkingsreis die de mannen zullen ondernemen wekt zekere verwachtingen die nooit ingelost zullen worden. Tijdens de reis op het schip valt het nog wel wat mee, maar zodra de zeelui op Nova Zembla stranden maakt Oerlemans rappe tijdssprongen en betrekt hij de kijker erg slecht in wat er onderling tussen de mannen speelt. Van spanningsopbouw is dus ook geen sprake, van verwachtingsopbouw des te meer, maar na driekwart film zul je als kijker beseffen dat er niet meer in gaat zitten. Dat er mensen gaan overlijden in de vrieskou is onvermijdelijk maar deed mij persoonlijk niks, iets wat een goed scenario had kunnen voorkomen.

Nova Zembla zal zeker de geschiedenisboeken ingaan, maar mag wat mij betreft snel weer vergeten worden....

3/10

Saturday, December 3, 2011

50/50 (Jonathan Levine, 2011)

"50/50. If you were a casino game, you would have the best odds."

Het blijft een gewaagde keuze. Een komedie over een gevoelig onderwerp als kanker. Dat het goed kan uitpakken zagen we al eerder met bijvoorbeeld Funny People uit 2009. Ondanks dat 50/50 zich op glad ijs begeeft, pakt ook deze film bijzonder goed uit.

De film draait om de 27-jarige Adam Lerner (Joseph Gordon-Levitt). Hij heeft een vriendin, en werkt samen met zijn beste vriend Kyle (Seth Rogen) bij een radiostation. Na aanhoudende rugklachten wordt door een oncoloog een zeldzame vorm van kanker geconstateerd. We zien hoe Adam en zijn omgeving hier mee omgaan. Zo zijn er zijn vader, die door zijn Alzheimer weinig meekrijgt, en zijn overbezorgde moeder (Anjelica Huston). Ook de relatie met zijn vriendin, die voor de diagnose al niet geweldig leek komt onder druk te staan. En tenslotte is er nog de 24-jarige therapeute Katherine (Anna Kendrick) die het erg moeilijk vindt om professionele afstand van Adam te bewaren.
Het script van 50/50 is geschreven door Will Reiser die zelf enkele jaren geleden door dezelfde ziekte getroffen werd. Tevens is hij goed bevriend met Seth Rogen, die dus eigenlijk zichzelf speelt in de film. Het script is dus autobiografisch en daarmee behoorlijk realistisch wat vooral af te zien is aan de personages. Niemand is perfect, en vrijwel iedereen in deze film gaat moeizaam en ongemakkelijk om met de situatie van Adam. Het begint al met de contactgestoorde arts die hem het slechte nieuws moet brengen. Het zet de toon voor de interactie tussen de verschillende personages. Dat deze nooit zwart/wit worden neergezet qua gedrag en motivatie is (helaas) nog steeds vrij ongebruikelijk in Hollywood.

Aandoenlijk is Anna Kendrick's rol als Katherine, de therapeute. Zij is duidelijk onervaren en kent haar vak vooral vanuit de theorie. De scenes waarin zij Adam zeer geforceerd aanraakt omdat dit volgens de boeken geruststellend werkt zijn bijzonder treffend. We zien twee mensen die beide oncomfortabel zijn met de situatie. Vanaf het moment dat blijkt dat Adam’s vriendin uit beeld gaat verdwijnen wordt hun relatie steeds persoonlijker. Iets wat een voorspelbare ontwikkeling oplevert wat mogelijk niet op waarheid gebaseerd is, maar wel een breed filmpubliek bedient.

De verhouding die, zeker tegen het einde van de film, het beste uit de verf komt is die tussen Adam en zijn moeder. Adam wordt gek van haar overbezorgde gedrag maar verliest hiermee haar verdriet uit het oog. De rol van de moeder wordt goed neergezet en subtiel belicht door de filmmakers, de door Alzheimer ‘geplaagde’ vader maakt het soms schrijnende maar veelal ontroerende plaatje compleet. 

De grappen van met name Seth Rogen zijn niet eens altijd zo goed, maar hebben een sterke impact door de beladen sfeer. Een truc die we al veel vaker gezien hebben, maar door het oprechte karakter en goede acteren werkt het voor deze film zeer goed en voelt het nooit kunstmatig aan. De sfeer en impact worden tevens versterkt door een fenomenale soundtrack.

50/50 is dankzij goed acteren van Gordon-Levitt, maar met name dankzij een origineel en eerlijk script van een relatief onervaren schrijver zeer geslaagd. Bij aanvang van de film was ik, zeker door de jonge cast, even bang voor een Juno achtige film, maar dat valt gelukkig mee.We zien een zeer persoonlijke en gedurfde film die op goede momenten entertaint maar vooral ontroert. Kijken!

8/10

Friday, November 25, 2011

Moneyball (Bennett Miller, 2011)

Een waargebeurd verhaal over een Amerikaanse honkbalploeg met een hoofdrol voor Brad Pitt. Ik moet eerlijk zijn, ik was vooraf in eerste instantie niet echt enthousiast. Sportfilms vallen mij over het algemeen vaak tegen (denk aan Remember the Titans of recentelijker Clint Eastwood’s Invictus) maar toen ik zag dat Bennett Miller (Capote) de regie op zich nam en Philip Seymour Hoffman een rol heeft, werd ik toch gematigd enthousiast. Gelukkig maar, want Moneyball is een geslaagde film die in tegenstelling tot eerder genoemde films niet zozeer over sport alswel over sportmanagement gaat.

Moneyball draait om Billy Beane (Brad Pitt), vroeger een groot honkbaltalent maar altijd een belofte gebleven. Hij koos al snel om niet op het veld maar ernaast als manager carriere te willen maken. Zo is hij GM (General Manager) van de Oakland Athletics. Na zijn eerste seizoen in de World Series met de Athletics moet hij afscheid nemen van zijn drie beste spelers die opgekocht zijn door veel rijkere clubs. Het is nu aan hem om een nieuw team op te bouwen, helaas met beperkte financiele middelen. Tevens is de coach van het team, Art Howe (Philip Seymour Hoffman), ontevreden over zijn contract en alles behalve blij met manager Beane. Het ziet er dus bar slecht uit voor onze hoofdpersoon totdat hij Yale Whizzkid Peter Brand (Jonah Hill) ontmoet. De schuchtere Brand is erg analystisch aangelegd en benaderd het honkbalspel met uitgekiende statistiek en beweert dat het mogelijk is om met het beperkte budget in een, in theorie, kampioensploeg samen te stellen. Beane stelt Brand aan als zijn assistent en gaat, ondanks felle protesten van alles en iedereen binnen de club, met deze nieuwe methode een kampioensploeg bouwen.
Beane krijgt de meeste weerstand van de huidige scouts van de club. Het zijn precies dit soort scouts die hem ooit als supertalent de honkbalwereld binnenhaalden (Beane verkoos honkbal boven studeren, ondanks het behalen van een volledige studiebeurs) waar hij nu hard tegen opbokst. Als de nieuwe ploeg van de Oakland Athletics de eerste wedstrijden kansloos verliezen, blijkt dat Beane alles en iedereen op eén  lijn moet zien te krijgen. Zo is er de coach Howe die weigert mee te werken aan het bizarre plan van zijn manager en stelt deze andere spelers op dan door de statistiek voorgeschreven. Dankzij een aantal vernuftige stappen en scherpe onderhandelingsmethoden, weet Beane uiteindelijk een team te kneden wat honkbalgeschiedenis zou schrijven door 20 wedstrijden op rij te winnen en daarmee de benadering van spel en spelers voor altijd zou veranderen.

In tegenstelling tot de meeste sportfilms legt Moneyball de focus niet zozeer op het spel maar meer op wat er aan vooraf gaat en de dingen die zich achter de schermen afspelen. Geen van de hoofdrolspelers is dan ook speler binnen het team. Het ontbreken van dure sterren is immers juist de kracht van de nieuwe methode. De film is daarmee ook beter dan het gemiddelde sportdrama. De dialogen zijn scherp en intelligent, en het spel van met name Jonah Hill is erg overtuigend. De Superbad acteur speelt de verlegen maar intelligente ‘honkbal-wizard’ erg natuurlijk. De door zijn personage toegepaste methode was binnen de honkbalwereld extreem impopulair vanwege het onmenselijke karakter, daar waar honkbal een sport van het volk is. Via de charismatische en daadkrachtige Beane kreeg deze methode de kans die het verdiende en valt nu niet meer weg te denken binnen het honkbal. Dat Beane uiteindelijk de credits krijgt lijkt Brand niet echt te deren, dit past weliswaar bij zijn bescheiden karakter, maar lijkt onrechtvaardig. Helaas wordt hier binnen de film naar mijn mening iets te gemakkelijk overheen gestapt.
Wat ook zeker een minpuntje is is het gebruik van Philip Seymour Hoffman. Hij is in mijn ogen nog steeds de beste acteur van dit moment en wordt niet naar volle potentie gebruikt door een regisseur die hem eerder met Capote een van de beste rollen uit zijn carriere gaf. Hoffman speelt niet slecht, maar komt naar mijn smaak te weinig aan bod. Deze kritiek geldt niet alleen voor het gebruik van de acteur, maar ook zijn karakter had vaker naar voren mogen komen.

Al met al is Moneyball een verfrissende film binnen het sportgenre die ondanks de vernieuwende invalshoeken er niet aan ontkomt toch, zeker tegen het einde, enkele genre-cliches te gebruiken. Het zijn punten die maar slechts af en toe storen, en de film niet van een dikke voldoende afhouden.

Mocht Jonah Hill overigens voor de nodige filmprijzen in aanmerking gaan komen let dan goed op, hij is na deze film moeilijk te herkennen.

7.5/10

Thursday, November 24, 2011

The Whistleblower (Larysa Kondracki, 2010)

Onze wereld bestaat voor een deel uit een grote ‘boze’ mensen wereld, dat is bekend. Ook weten we dat dit door verschillende motieven en belangen op alle niveau’s plaatsvindt. Onrecht, zoals mensenhandel vindt steeds vaker plaats en komt veelal niet aan het licht. Een manier om hier aandacht voor te vragen is het medium film. Helaas levert het met ‘The Whistleblower’ echter in geen enkel opzicht verrassende of vernieuwende cinema op.

De Amerikaanse politieagente Kathryn Bolkovac (Rachel Weisz) wordt door de VN uitgezonden naar voormalig oorlogsgebied in Bosnië om daar de situatie te ‘monitoren’. Zij komt al snel in aanraking met veelal jonge vrouwen, meisjes nog, die gebruikt en verkocht worden als seksslaaf of prostituee. Wat zij echter niet kon vermoeden maar toch snel ontdekt is dat veel van haar mannelijke collega’s van verschillende instanties niet alleen ‘klant’ zijn maar ook zakelijk betrokken zijn geraakt bij deze vorm van mensenhandel. In haar ijver om het onrecht te bestrijden en op te komen voor de jonge meisjes stuit Kathryn op veel verzet van de diverse instanties die niet op een rel zitten te wachten. Ook zwijgen de meeste meisjes als het graf, aangezien getuigenis fataal zou kunnen worden. Gelukkig krijgt de strijdbare Amerikaanse hulp van collega’s van ‘Internal Affairs’ om de verwerpelijke gang van zaken aan het licht te brengen. Of dit de problemen ook daadwerkelijk zal oplossen is nog maar de vraag.

Wat centraal staat in deze film is de ijzersterke acteerprestatie van de nog steeds prachtige Rachel Weisz. Dat de rol van sterke, tegen onrecht strijdende, vrouw haar op het lijf geschreven is bewees zij al eerder met The Constant Gardener in 2005 waarvoor zij een Oscar in ontvangst mocht nemen. Haar prestatie doet dan ook niks af aan de film, helaas zijn er een aantal andere factoren die dat wat mij betreft wel doen.
Allereerst het gegeven van een verhaal dat gebaseerd is op waargebeurde feiten. Met deze kennis stel je je als kijker in op een zekere confrontatie en lijkt dit het verhaal al grotendeels te voorspellen. Bij films in dit ‘genre’ is het toch vaak zo dat er een bepaalde vorm van onrecht aan de kaak wordt gesteld met een helaas nog altijd erg zwart-witte voorstelling van personages en instellingen. De film kent enkele keiharde confronterende beelden. Toch kwamen deze beelden bij mij persoonlijk niet zo schokkend over als mogelijk was geweest. Je stelt je er nou eenmaal op in en weet intuitief wel wanneer wat komen gaat. Geen verrassing, dus ook niet het shock effect wat zulke gebeurtenissen toch zeker wel verdiend. In dit geval had een documentaire een sterker effect gehad denk ik.

Qua filmstijl wordt de kijker eigenlijk ook geen moment uitgedaagd. Het verhaal wordt verteld op een wijze die we al vele malen eerder hebben gezien. Ook de wat sobere filmkwaliteit, dus weinig licht etc, die de algehele sfeer kracht bij moet zetten komt niet meer volledig op mij over. De film vertelt het verhaal niet slecht, maar doet zeker niet veel meer. Dat het einde enigszins onbevredigend is is niet zozeer een zwakte van de film, maar simpelweg consistent met de werkelijkheid.

‘The Whistleblower’ is dus eigenlijk een 13 in dozijn ‘onrecht’ film waar er veel vaker veel betere versies van gemaakt zijn. Goed materiaal voor het volgende ‘GroenLinks’ congres misschien (dit is zeker niet denigerend bedoeld), maar voor de meeste filmfans geen verrijking. Mocht je interesse in het onderwerp hebben, zeker kijken, maar zoals gezegd was een documentaire hier beter op zijn plaats geweest.

6/10

Wednesday, November 16, 2011

Glengarry Glen Ross (James Foley, 1992)

Wat Scarface is voor rappers, is Glengarry Glen Ross voor verkopers. Met name de befaamde ‘peptalk’ van Alec Baldwin spreekt voor veel salesprofessionals tot de verbeelding. Deze scene en anderen worden tot op de dag van vandaag nog steeds gebruikt als trainingsmateriaal in de saleswereld. Of de film ook juist wordt geïnterpreteerd valt net als bij menig rapper voor Scarface, te betwijfelen.

Een groep verkopers, allen werkzaam voor een bedrijf dat stukken land en onroerend goed verkoopt, worden na tegenvallende resultaten krachtig toegesproken door een topverkoper (Alec Baldwin) van een moederbedrijf. Hun doel is simpel: beter dan hun collega’s worden anders verliezen ze hun baan. Veelal werken de mannen met ‘leads’ die beheerd en bewaard worden op kantoor door hun manager (de in 1992 nog relatief onbekende Kevin Spacey). Aangezien deze leads veel geld waard zijn en de werknemers onder grote druk staan, is het letterlijk roversgoed. Een van de werknemers bedenkt dan ook dat het voordeliger kan zijn om deze leads te stelen en door te sluizen naar een concurrerend salesbedrijf. Als de volgende dag de leads inderdaad verdwenen zijn en iedereen onder mogelijke verdenking staat wordt de kern van het bedrijf pijnlijk blootgelegd.

Glengarry Glen Ross is gebaseerd op het theaterstuk van David Mamet wat in 1984 een Pulitzer prijs won. Mamet was zelf in de jaren ’70 werkzaam in een ‘real estate office’. Met een theaterstuk als bronmateriaal zal de film veel dialoog bevatten en dat vraagt om topacteurs en die zijn dan ook in overvloed aanwezig. Met Kevin Spacey, Ed Harris, Alan Arkin, Jack Lemmon, Alec Baldwin, Jonathan Pryce en Al Pacino kent de film een absolute topcast. Dat de film weinig sets (het tweede deel van de film speelt zich uitsluitend op kantoor af) kent, doet niks af aan de kracht van de film. De dialoog en het bijkomende acteerwerk is sterk genoeg om de film te dragen, sterker nog, de vonken vliegen er van af. Het schijnt zelfs dat sommige leden van de cast op dagen dat ze zelf niet speelden toch kwamen kijken om de indrukwekkende prestaties van hun collega’s te kunnen aanschouwen. Glengarry Glen Ross is dus absoluut een showcase ‘acteren’.

Maar, het is gelukkig meer dan dat. Inhoudelijk maakt de film goed duidelijk hoe de saleswereld in elkaar zit. Werknemers (en werkgevers) staan vaak onder hoge druk en verliezen veelal de moraal uit het oog. Onder druk is een leugen zo gemaakt, zorgelijk is het echter, dat het liegen als normaal wordt beschouwd en onderdeel van het vak lijkt te zijn geworden. Niet alleen is dit een eigenschap die de verkopers in de film richting hun klanten hebben, ook ten opzichte van elkaar is het firma ‘list en bedrog’. Het is een tweede natuur geworden.

Glengarry Glen Ross slaagt er dus overtuigend in de transitie van toneel naar film te maken zonder dat dit kunstmatig overkomt. Mede dankzij een enorme lading acteergeweld lijkt de film om te vliegen en had wat mij betreft nog langer mogen duren. Een film die de kijker makkelijk aan het denken zet, zonder echt belerend over te komen. Verplichte kost voor zowel verkoper als klant!

Voor de liefhebbers:



“ABC, Always Be Closing.....”

8/10

Sunday, November 13, 2011

Red State (Kevin Smith, 2011)

Kevin Smith is een grappenmaker. Al sinds begin jaren ’90 maakt hij geslaagde niet-alledaagse komedies zoals Clerks, Chasing Amy en het recentere Zack and Miri make a Porno. Een paar jaar geleden kondigde hij aan een horrorfilm te gaan schrijven en regisseren. Na wat geouwehoer rondom de kosten en distributie is deze film er dan eindelijk gekomen.

We beginnen met 3 puberende vrienden die via het internet een afspraak hebben geregeld met een wat oudere vrouw waar ze gedrieen seks mee zullen gaan hebben. Na aankomst krijgen de drie jongens bier van hun lustobject (Melissa Leo) en raken zij buiten bewustzijn. Ze worden wakker in de kelder van een kerk waar priester Abin Cooper (Michael Parks) zijn volgelingen toespreekt wat resulteert in de ‘slachting’ van een homoseksuele zondaar aan het kruis. De jongens wacht hetzelfde lot. Als een van hen weet te ontsnappen escaleert de situatie. Wat volgt is een overweldigend vuurgevecht tussen de doorgeslagen gelovigen en de politie onder leiding van Joseph Keenan (John Goodman).

Om maar meteen met de deur in huis te vallen: Red State valt tegen. Wat begint als een horrorfilm in de categorie Hostel lijkt te ontaarden in een ongenuanceerde ‘over-the-top’ shoot-out. En hier schuilt het grootste probleem, we kijken naar vlees noch vis. Het is dus maar even een horrorfilm, het schieten maakt snel plaats voor een kwartiertje serieus drama om te eindigen in een slotscene waar the Coen brothers veel van hun Burn After Reading in zullen herkennen. Geen originaliteitsprijs dus.

De overgang van ‘horror’ naar shoot-out valt nog wel mee te leven, tot nu toe is het allemaal ook nog redelijk vermakelijk en bij vlagen grappig. Als de film op deze voet verdergaat om als een soort Planet Terror tot een extreem ongenuanceerd einde te komen hebben we een weliswaar onoriginele maar leuke film gezien. Smith kiest er echter voor om ons als een soort van Tarantino wannabe te verrassen qua verhaalontwikkeling en schotelt ons tijdens het mitrailleurgeweld een dramatische ‘familie’ scene voor om deze later net zo hard weer de kop in te drukken. Onverwacht zeker, maar niet met een positief resultaat. Het heeft nul amusementswaarde en maakt dat de film er chaotischer en chaotischer op wordt. Tussendoor zien we nog een autoriteitsconflict bij de politie (waar John Goodman, die wat kilo’s kwijt lijkt te zijn, wel veel goed maakt met zijn persoontje) om uiteindelijk nog een satirische politieke draai aan het geheel te geven.
Wat Smith hier wil zeggen is wel duidelijk, maar ook duidelijk te veel. Red State is dus geen horror, geen shooter, geen drama en geen satire, wat het wel is: Pretentieuze chaos die gelukkig zo nu en dan toch nog voor een enkele grappige, verrassende wending zorgt, maar ondanks goed acteerwerk van Goodman, Leo en (voor mij) nieuweling Kerry Bishé geen voldoende weet te scoren. Ik wacht weer met smart op de ouderwetse 'shit and fart' grappen van Jay and Silent Bob.

5/10

Wednesday, November 9, 2011

Notorious (Alfred Hitchcock, 1946)

Toen Alfred Hitchcock tijdens het schrijven van het script van Notorious navraag deed naar uraniumpoeder kwam hij lichtelijk in de problemen met de FBI. Hij had toen al door dat dit een belangrijke rol zou kunnen spelen in een verhaal betreffende nazi’s tijdens of na de tweede wereldoorlog. Het is typerend voor een visionair regisseur die met Notorious een van zijn vele meesterwerken schreef.

Vlak na de tweede wereldoorlog wordt de vader van Alicia Huberman (Ingrid Bergman) in de Verenigde Staten veroordeelt voor spionage. Al snel daarna wordt zij benaderd door een agent van de geheime dienst genaamd T.R. Devlin (Cary Grant). Haar wordt gevraagd te infilteren in een groep van oud-nazi’s die zich in Brazilie gevestigd hebben om hun plannen te doorgronden. Haar ingang is Alex Sebastian (Claude Rains), een niet onsymphatiek overkomende man, die vroeger bevriend was met Alicia haar vader. Al vrij snel ontbloeit er een liefdesrelatie tussen haar en geheim agent Devlin. Die relatie wordt ernstig gecompliceerd als spionage-object Alex Alicia ten huwelijk vraagt. Om in haar rol te blijven en de missie te doen slagen, accepteert ze zijn aanzoek. Als zijn vrouw is Alicia een stap dichterbij om te onthullen wat er in huize Sebastian, waar een groepje oud-nazi’s regelmatig samenkomen, bekokstoofd wordt. Door geraffineerd spionagewerk en hulp van Devlin, komen de twee heel wat aan de weet, maar zal dit zonder gevolgen blijven voor Alicia?

Hitchcock maakt met Notorious een van zijn beste films. De ‘master of suspense’ wordt (terecht) altijd meteen met Psycho, Rear Window en Vertigo geassocieerd. Het wat oudere Notorious mag wat mij betreft meteen in dit lijstje opgenomen worden. Niet alleen klopt qua script alles aan deze film, het is vooral een ‘showcase’ regisseren van de eerste orde. De regie wordt  vaak gedreven door ‘props’ zoals een sleutel of een kopje koffie. Dit maakt dat de kijker zijn ogen nooit van dit object afhoudt en 100% bij de les is.
Hitchcock begint met een 'long shot'

Laten we er een scene uitlichten, namelijk die van het feest waar Devlin samen met Alicia in de wijnkelder moet zien te komen. Die is tot zover op slot geweest en Alicia vermoedt dat hier iets belangrijks te ontdekken valt en heeft de avond voor het feest de sleutel weten te bemachtigen. Dit hebben we als kijker de scene hiervoor gezien en onze focus ligt visueel al bij de sleutel. Het feest begint met een ‘long shot’ vanaf de trap en langzaam zoemt de camera in op de hand waarin Alicia de sleutel verbergt. Zodra Devlin arriveert is deze zelfde hand het punt waar de camera de focus legt. Hitchcock neemt dus dit belangrijke detail als uitgangspunt in plaats van gezichtsuitdrukkingen zoals oogcontact. Als kijker sta je op scherp, kortom, briljante regie. Later in de film zien we een soortgelijke sequentie maar dan met een koffiekopje (laat ik niet teveel verklappen....). 
Om vervolgens in close up bij de sleutel te eindigen

Naast dus de fenomenale regie, zijn er nog twee punten die niet onopgemerkt mogen blijven. Het acteerwerk van onze ‘heroine’ gespeeld door Ingrid Bergman (wier dochter we 2 posts geleden nog zagen lijden). Natuurlijk is zij vooral bekend van de klassieker Casablanca, maar ik denk dat haar acteerprestatie als spionne hier van minstens dezelfde klasse is. Haar constante afweging tussen motivatie en angst speelt ze met verve, maar dit komt uiteraard ook op het conto van haar regisseur.

En dan nog het einde van de film. Ik zal wederom niks proberen te verklappen, maar hier heeft Hitchcock dankzij een perfect gebalanceerd script een van de beste filmeindes ooit te pakken. De verhoudingen tussen Devlin, Alex en Alicia (beide mannen houden van haar), maar ook bijvoorbeeld die tussen Alex en zijn moeder worden hier perfect benut. Dat wat in de voorgaande 100 minuten is opgebouwd komt hier samen en je ziet en voelt alle afwegingen van de personages tot aan het allerlaatste ontroerende shot. Perfect!!


10/10

Monday, November 7, 2011

The Godfather Part III (Francis Ford Coppola, 1990)

Het heeft 15 jaar geduurd voordat Francis Ford Coppola zijn Godfather trilogie wist af te sluiten. Dit grote tijdsgat zal mogelijk de reden zijn geweest waarom het laatste deel niet aan zijn twee voorgangers weet te tippen. Ondanks een aantal zwakheden is het toch geen onwaardige afsluiting van Mario Puzo ‘s legendarische verhaal over de (fictieve) Corleone familie.

We zijn het jaar 1979. Michael Corleone (Al Pacino) is inmiddels bijna 60, gescheiden van Kay en zijn kinderen zijn volwassen. Hij heeft last van zijn geweten en wil zijn reputatie herstellen, zo heeft hij bijvoorbeeld al zijn casino’s verkocht en een Corleone Foundation opgericht. Michael heeft geweld afgezworen, ook omdat hij graag met het Vaticaan wil handelen. Als zijn ‘bastaard’ neefje Vincent (Andy Garcia), die in onmin met de regerende maffia leeft, zich in zijn familie mengt, blijkt dat ondanks Michael zijn goede bedoelingen de familie Corleone nog genoeg vijanden heeft.

De derde Godfather film heeft duidelijk een andere toon dan de twee sublieme voorgangers. De film kent nog steeds veel sterke dialoog, maar is een stuk langzamer en levert daarom aan spanning in. De kracht van de eerste twee films was het enorme vermogen om een (lang) verhaal boeiend te vertellen. Het feit dat je als kijker zo betrokken bent met de Corleone familie lijkt de derde film deels te redden, aangezien de huidige familieverhoudingen hier uiteraard uit voortkomen. Qua aankleding is de derde film van hetzelfde niveau als zijn voorgangers. De verheerlijking van geweld en andere maffiapraktijken is wel minder aan de orde.
Coppola heeft voor deze afsluiter nog een extra familielid (zijn vader Carmine bijv. deed voor alle films de muziek) bij de film betrokken, zijn dochter Sofia. Zij speelt Michael Corleone’s dochter Mary, die verliefd wordt op haar neef(!) Vincent. De keuze van Coppola om zijn dochter een vrij grote rol te laten acteren is niet de gelukkigste gebleken. Als actrice (later een uitstekend regiseusse) heeft Sofia niet het gewenste talent, zo kreeg zij 2 ‘Razzie Awards’ voor deze film en weet helaas sommige scenes naar een lager niveau te brengen. Positieve elementen zijn Andy Garcia en Eli Wallach (misschien beter bekend als The Ugly) en toch een solide, maar bij vlagen matte, Al Pacino. Opmerkelijk is dat het ontbreken van bijvoorbeeld Tom Hagen een gemis is, volgens het verhaal is hij overleden, maar feit was dat Robert Duvall teveel geld voor de rol vroeg.

Qua regie laat Coppola ook een aantal steekjes vallen. Sommige motivaties zijn voor de kijker minder duidelijk (bijvoorbeeld rondom de hele zaak met het Vaticaan) en maakt dat de spanning, die in de eerste twee delen bijna de gehele zes uur voelbaar was, duidelijk minder vat op de kijker krijgt. Het slot van de film kent gelukkig enkele sterk geregisseerde momenten, maar overall  doet de film het dus minder dan de eerste twee delen. Toch heb ik in geen van de 160 minuten op de klok gekeken, maar dit komt vooral omdat je inmiddels als kijker onderdeel van de Corleone familie geworden bent en nog deels op de piek van deel 2 (naar mijn smaak de beste van de drie) langzaam naar beneden glijdt. Dit maakt dat de slotscene (dat Michael doodgaat mag geen verrassing heten als de alternatieve titel ‘The Death of Michael Corleone’ luidt) niet de impact heeft die een Coppola in de jaren zeventig misschien wel tot stand had kunnen brengen.

Al met al is ‘The Godfather Part III’ dus niet het meesterwerk zoals de eerste twee dat waren (volgens velen de beste films ooit, wat naar mijn smaak een tikkeltje overdreven is) maar wordt de film gered door een ‘valse start’ gegeven door zijn eigen geschiedenis. Tel daarbij op een aantal sterk geregisseerde scenes en veel boeiende dialoog en de trilogie wordt redelijk stijlvol afgesloten.

"Just when I thought I was out...they pull me back in"

7/10

Friday, November 4, 2011

Blue Velvet (David Lynch, 1986)

In 1986 had David Lynch niet heel erg veel credit in Hollywood. Zijn naam was weliswaar gevestigd, maar door het floppen van Dune, had hij vrijwel geen beschikking over een substantieel budget. Blue Velvet is dan ook een low budget film geworden (acteurs kregen weinig betaald en producer Dino de Laurentiis heeft zijn eigen productiemaatschappij op moeten richten om de film uit te brengen). Ondanks deze omstandigheden heeft Lynch met deze film zichzelf verlost van zijn demonen en een persoonlijke en zeer originele film afgeleverd.

Het begint allemaal met Jeffrey Beaumont (Kyle MacLachlan) die een menselijk oor vindt. Nadat hij de politie in heeft gelicht wordt hem gevraagd de zaak verder te laten rusten. Nieuwsgierig als hij is gaat hij met hulp van Sandy (Laura Dern), de dochter van de plaatselijke inspecteur, op onderzoek uit. Al snel stuit hij op Dorothy Vallens (Isabella Rosselini), wiens man en zoontje ontvoerd zijn door de gestoorde Frank Booth (Dennis Hopper). Jeffrey voelt zich meer en meer aangetrokken tot deze mysterieuze vrouw en krijgt een inkijkje in de onderwereld van het op het oog zo vredige Lumberton.

Wat Lynch vanaf de eerste scene al duidelijk maakt is dat er meer onder het oppervlak plaatsvindt dan in eerste instantie zichtbaar. Hier doet hij dat nog vrij expliciet door een sterk contrast van rode rozen en insecten die rusteloos onder het gras lijken te wemelen. Deze openingsscene lijkt echter een voorbode voor de rest van de film, vaak veel subtieler probeert Lynch duidelijk te maken wat hij in de eerste scene nog cadeau lijkt te geven.

Zo is er het voorkomen van Dorothy Vallens. Een vrouw die gebroken en zeer wanhopig is maar dit uiterlijk wil verbergen met haar perfecte make-up (rode lippen, blauwe oogleden) en haar pruik. Deze elementen staan symbool om haar ware radeloze gemoedstoestand te verbergen. Dat deze facade uiteindelijk letterlijk gestript lijken te worden resulteert in een (functioneel) naakte Dorothy in de voortuin van Jeffrey. Eenzelfde soort vertoon zien we in de prachtige scene waar bordeeleigenaar Ben (Dean Stockwell) 'In Dreams' van Roy Orbison opvoert. Ook hij is zwaar opgemaakt en zijn performance lijkt in eerste instantie echt, maar door het bandje abrupt te stoppen en zelfs al eerder te stoppen met zingen maakt Lynch er geen geheim van dat het hier om een schijnperformance gaat.

'A candy-colored clown.....'
Ook is het contrast zichtbaar in de stijl van Lynch. Blue Velvet is zonder twijfel een vette knipoog naar de jaren ’50. Zo is het begin van de film duidelijk geinspireerd op Hitchcock’s klassieker (en Lynch' favoriet) Rear Window. De nieuwsgierige aanleg van de twee hoofdpersonen, en vooral Jeffrey (hoe heet de protagonist in Rear Window ook alweer?) zijn onverklaarbare voyeurisme zijn duidelijk afgeleid van de ‘master of suspense’ zijn meesterwerk. Zelfs de entreescene van Laura Dern doet qua ambiance sterk denken aan die van Grace Kelly. Tevens zijn de karakters van Jeffrey, Sandy en Dorothy Vallens een moderne variatie op de geijkte noir archetypen. Qua filmstijl speelt Lynch effectief met licht/donker, met betrekking tot de scenes waar Frank en/of Dorothy een rol spelen. De film ademt dus de stijl van de door de regisseur zo geliefde jaren ’50 en ik werd mij pas weer bewust van het feit dat we ons in de tachtiger jaren bevinden als Jeffrey en Sandy op een feestje staan met generatiegenoten. Toch lijkt Lynch ons ook bewust af en toe met de neus op de feiten te drukken, door bijvoorbeeld een modern biermerk als Heineken expliciet naar voren te laten komen. Maar kijk ook naar de aankleding van het bordeel waar Frank en zijn aangename gezelschap graag vertoeven. De stoelen, het vloerkleed, geen typische jaren ’80, we zijn duidelijk op een niet alledaagse locatie terechtgekomen met niet alledaagse figuren. Welk bordeel kent bijvoorbeeld uitsluitend oudere obese vrouwen? Is dit slechts een fantasie uit de ondoorgrondbare hersenspinsels van Lynch, of heeft de regisseur hier toch heel bewust voor gekozen? 
Een bordeel in de jaren '80?
Nu zijn er wat dit betreft aanhangers van Lynch die beweren dat zijn films vooral als ‘style over substance’ gezien moeten worden. Iets waar ik het pertinent oneens mee ben. Toegegeven,een aantal films uit Lynch zijn oeuvre lijken in eerste instantie ‘onoplosbaar’ maar ik pleit voor ‘geschoolde’ herkijk in plaats van het af te doen als enkel stijloefening. Ik denk dat hij alles met een weloverwogen reden doet, hij is weliswaar een zeer intuitief persoon, maar ik weet zeker dat elke scene en elk element een functie heeft. Zo denk ik dat bijvoorbeeld de bordeelsetting zo artificieel mogelijk over moet komen op de kijker. Dit zou ook de make-up van de gastheer kunnen verklaren (naast de‘In Dreams’opvoering). Zo mogelijk schaart de kijker de thuishaven van de onderwereld onder de meer exclusieve, en lijkt deze minimaal met het zo gemoedelijke Lumberton geassocieerd te kunnen worden. 

Het door Lynch opgewekte contrast is ook in overvloed aanwezig in de soundtrack. In de ‘suspense’ scenes, bijvoorbeeld tijdens Jeffrey zijn momenten als voyeur, gebruikt de regisseur veelal klassiekere muziek die zo door Bernard Hermann gecomponeerd zou kunnen zijn. Wederom een referentie naar Hitchcock. Verder zijn er de ‘laidback jazz tunes’ die later zo effectief werden gebruikt en karakteristiek zijn geworden voor het succesvolle Twin Peaks. Het toppunt van contrast is echter daar waar Jeffrey door Frank in elkaar geslagen wordt onder wederom Roy Orbison’s ‘In Dreams’. Als rijke toevulling danst er een hoertje op het dak van de auto. Tevens was Blue Velvet de eerste samenwerking tussen Lynch en Angelo Badalamenti (die zijn huiscomponist zou worden). Badalamenti componeerde speciaal voor Lynch o.a. het schitterende Mysteries of Love gezongen door Julee Cruise, die later ook weer dienst zou doen voor Twin Peaks.

Behalve een ijzersterke film lijkt Blue Velvet lijkt dus het begin te zijn geweest van een vruchtbaar huwelijk tussen Lynch en Badalamenti maar ook tussen Lynch en acteurs als Kyle MacLachlan (begon al bij Dune..) en Laura Dern. Later zouden dus nog de voortreffelijke serie Twin Peaks maar vooral moderne klassiekers als Mulholland Drive en Inland Empire volgen. Geruchten gaan nu dat Lynch zich niet meer met film bezighoudt maar zich uitsluitend nog als muzikant aan het ontwikkelen is. Laten we hopen dat dit slechts een gerucht is.....

"It's a strange world..."

9/10 

Monday, October 31, 2011

L’Homme qui aimait Les Femmes (François Truffaut, 1977)

I believe that one can hardly refuse you anything. You have that special way to ask. It is as if your life depended on it. 

‘De man die van vrouwen hield’ is de letterlijke vertaling van Truffaut’s komische ‘ode’ aan de vrouw met een kritische blik op de ‘vrije liefde’. Het verhaal gaat over Bertrand Morane (Charles Denner) die zichzelf met recht een rokkenjager noemt.

In de openingsscene zien we de begrafenis waar iedere man stiekem van droomt. Eén waar enkel vrouwen achter de kist lopen. Vanaf dit punt zien we in een flashback de ‘dode’ vertellen hoe al die vrouwen in zijn leven terecht zijn gekomen. Het is vrij simpel: Bertrand is door vrijwel iedere vrouw die hij niet kent gefascineerd en heeft met name een zwak voor mooie benen. Er zijn voor hem wat dit betreft weinig belemmeringen om zijn doel niet te bereiken. Helaas voor Bertrand, loopt hij na zijn zoveelste avontuurtje een geslachtsziekte op. De dokter adviseert hem contact op te nemen met alle vrouwen waarmee hij in de laatste twee weken de liefde bedreef. Aangezien hij van de laatste 6 geen namen weet, komt hij tot het inzicht dat hij wel erg onpersoonlijk te werk gaat.

Bertrand besluit zijn ervaringen met de rest van de wereld te delen door een boek te schrijven. Als hij zijn manuscript wil laten overtypen, weigert de vrouwelijke typiste omdat de inhoud volgens haar te schokkend is. Uiteindelijk komt het manuscript toch bij een aantal uitgeverijen terecht. Door de meesten wordt het manuscript retour afzender gestuurd, maar bij eentje is er een vrouwelijke(uiteraard!) redactrice, Geneviève, die wel wat ziet in een boek over de avonturen van een rokkenjager. Uiteindelijk wordt Bertrand verliefd op zijn redactrice, en de liefde wordt hem op grappige en tevens gepaste wijze fataal.

François Truffaut is voornamelijk bekend van zijn werk in de jaren ’60 dat onder de Franse ‘nouvelle vague’ geschaard mag worden. Een tijdperk dat gekenmerkt werd door de typisch filmstijl met veel ‘jump-cuts’ en daardoor discontinuiteit. Verder werden er veel andere conventionele ‘filmregels’ doorbroken en werd er veelal met handcamera gefilmd. In ‘L’homme qui aimait les femmes’ is hier weinig van terug te zien. Het camerawerk is veelal erg ‘netjes’ maar desalniettemin wel vakwerk. Toch lijkt de ‘keurige’ manier van filmmaken minder interessant te zijn. Het is typisch dat een regisseur's kwaliteiten zo duidelijk zichtbaar worden als ze een keer ontbreken.

Het lijkt ironisch dat juist Truffaut een film maakt die zowel qua filmstijl als verhaal de ‘typische’ Frans film uit de jaren ’60 bekritiseerd. Zijn film is niet echt een aanklacht maar meer een ridiculisatie van de ‘vrije liefde’ die veelal centraal staat in de Franse film, zo’n 15 jaar eerder. Ook is de keuze van Charles Denner als versierder een opmerkelijke. Hij is in zowel uiterlijk als gedrag niet bepaald een casanova te noemen. Veel meer zien we een man die leeft voor vrouwen, ze nodig lijkt te hebben om te overleven. Dat ze hem uiteindelijk noodlottig worden is wederom zoete ironie.

‘L’homme qui aimait les femmes’ behoort zeker niet tot Truffaut’s beste (kijk bijv. Les quatre cents coups of Jules et Jim). Toch zorgt Truffaut voor een film die het meeste van de tijd erg vermakelijk is en mogelijk een inspiratiebron voor menig man kan vormen.

7/10

Thursday, October 27, 2011

Juno (Jason Reitman, 2007)

“You should’ve gone to China, you know, ‘cause I hear they give away babies like free iPods’’

Toen ik zo’n jaar geleden 'Juno' voor het eerst zag was ik niet bijzonder onder de indruk. Ik bleek een van de weinigen, van een aantal mensen om mij heen begreep ik dat dit toch wel een bijzondere film is. Na raadpleging van het internet ging ik twijfelen, 93% fresh op Rotten Tomatoes en topcritic Roger Ebert zette Juno zelfs op 1 in zijn lijstje van beste films van 2007 (Het jaar van o.a. There Will Be Blood, No Country for Old Men en Zodiac).Het werd dus tijd voor een herkijk, om te ontdekken wat ik gemist had.

Juno McGuff (Ellen Page) is een 16 jarig meisje die per ongeluk zwanger is geraakt van haar beste vriend Paul Bleeker (Michael Cera). Al snel besluit ze dat een abortus geen optie is en dat ze het kind wil afstaan voor adoptie. Via een advertentie in de krant komt ze uit bij het rijke stel Mark en Vanessa Loring (Jason Bateman en Jennifer Garner). Met name Vanessa is extreem blij met Juno haar besluit om haar baby aan de twee af te staan. Mark lijkt iets minder opgewonden, maar klikt meer met Juno vanwege hun gedeelde passie voor alternatieve muziek. We volgen Juno gedurende haar zwangerschap en zien hoe er door haar en haar ongeboren kind meer en meer druk op de relatie van de Lorings komt te staan.

Mijn grootste bezwaar tegen ‘Juno’ is dat er heel erg makkelijk met haar beslissing betreffende het kind wordt omgegaan. Haar ouders bijvoorbeeld reageren in eerste instantie volwassen en realistisch op het nieuws van hun dochter maar geven haar vervolgens weinig weerstand in haar besluit. Het is niet zo dat Juno uit een achterstandswijk komt en haar kind met de echte ouders en grootouders geen toekomst zou hebben. De pijnlijke scene tijdens Juno’s echo, waar de techniciën opmerkt dat het maar goed is dat ze haar kind afstaat, en waar haar moeder haar fel verdedigt lijkt er op te wijzen dat het kind houden volgens haar geen slechte optie zou zijn. Het wordt nooit echt duidelijk waarom Juno zo vastbesloten is het kind af te staan.
In hoeverre kijkt Juno anders tegen haar kind aan dan een ‘free iPod’? Ze wil weliswaar een goede toekomst voor haar kind, maar lijkt dit bijzonder rationeel te besluiten en negeert alle 'moeder' emoties. Het gaat mij te gemakkelijk. Zeker gezien het verdere verloop van de film, waarin ze toch verliefd op de vader lijkt te worden (wat overigens ook een beetje uit de lucht komt vallen). Je maakt je toch zorgen: als Juno later kiest voor kinderen, hoe springt ze hier dan mee om? En waarom zou ze niet haar eigen kind terug willen claimen als ze nog bij de vader is? Over die vader gesproken, Paulie Bleeker lijkt gedurende de hele zwangerschap zich niet over zijn kind te bekommeren. Juno lijkt de dienst uit te maken, haar mening is niet voor discussie vatbaar. Wellicht dat het in werkelijkheid voorkomt, maar ik vind het allemaal maar onrealistisch.

Natuurlijk kent ‘Juno’ ook sterke punten. Zo wordt er door vrijwel iedereen goed geacteerd (waar Ellen Page en Jennifer Garner er uit springen), en kijkt de film erg makkelijk weg. Het beste van de film is de muziek die erg origineel en toepasselijk is. Ook worden zware thema’s als abortus vrij luchting behandeld. Nogmaals, de zwangerschap wordt in mijn ogen te luchtig behandeld.

Na een tweede kijkbeurt is er dus weinig aan mijn mening veranderd. Hoe schattig en origineel Juno in eerste instantie ook lijkt te zijn, het heeft volgens mij vrij weinig met de werkelijkheid te maken.

5/10

Tuesday, October 25, 2011

The Kids Are All Right (Lisa Cholodenko, 2010)

Jules (Julianne Moore) en Nic (Annette Bening), een lesbisch echtpaar, hebben samen twee kinderen, een meisje, Joni, van 18 en een jongen, Laser, die 15 is. Beide kinderen komen van een en dezelfde onbekende spermadonor en beide moeders hebben een van de twee kinderen gedragen. Op het moment dat Laser nieuwsgierig wordt naar zijn biologische vader besluiten hij en zijn zus contact te zoeken met de man die zo’n 19 jaar eerder zijn zaad afstond.

Zo komen ze uit bij Paul (Mark Ruffalo), een motorrijdende, heteroseksuele man die een bedrijfje in lokaal, organisch voedsel runt. Na een licht ongemakkelijke eerste ontmoeting besluiten de kinderen contact met hun vader te houden en willen dit stil houden voor hun moeders.Dankzij een misverstand komen de twee toch achter de ontmoetingen tussen hun kinderen en diens vader. Zij besluiten met hem en hun gezin te gaan dineren om verder kennis te maken. Tijdens dit etentje blijkt dat Jules erg veel gemeen heeft met Paul, en klikt het erg goed tussen hun. Als ik verder nog vertel dat de twee lesbiennes graag naar ‘mannen’ homo porno kijken en de nodige relationele problemen hebben laat het verdere verloop zich waarschijnlijk raden.

Regiseusse Lisa Cholodenko, die zelf een kind heeft in een relatie met een vrouw, ook van een donor, probeert door de kijker een onconventioneel gezin voor te schotelen ook een onconventionele film te maken. Dit lukt geenszins. Hoewel het gegeven een enkele nieuwe invalshoek oplevert is ‘The Kids Are All Right’ een film zoals we die al zoveel vaker gezien hebben. Zo zijn er de puberende kinderen, die voor een vrij standaard ‘coming of age’ verhaal zorgen. Ook de spanningen en ruzies die er tussen het lesbische stel plaatsvinden, zijn niet heel veel anders dan we van menig ‘hetero’ stel hebben kunnen zien. Dit kan uiteraard twee kanten op werken. Zo toont het misschien aan dat twee vrouwen net zo’n normaal gezin kunnen hebben als een man en een vrouw, maar dat is nou net het facet waar de film niet echt op inspeelt. Veel meer gaat het om de relatieproblemen tussen de twee vrouwen en de gevolgen en reacties van de kinderen hierop. Hierdoor wordt de film er een over relatie- en gezinsproblematiek, en onderscheidt zich nauwelijks van de vele films die eerder dit thema als uitgangspunt hadden.
Ondanks het tegenvallende plot, zijn de acteerprestaties van topniveau. Met name Annette Bening speelt de gespannen moeder en echtgenote bijzonder overtuigend. Af en toe doet haar rol denken aan die van Carolyn Burnham in American Beauty, waar Cholodenko duidelijk van heeft afgekeken. Ook Julianne Moore en Mark Ruffalo spelen zeer goed en de spanning die er tussen hun hangt komt zeer geloofwaardig over.

Al met al is ‘The Kids Are All Right’ niet zo vernieuwend als het zelf wil doen voorkomen. Of een gezin met twee moeders net zo gewoon is als een ‘normaal’ gezin, dat is een vraag die onbeantwoord blijft. Qua film is dat in dit geval helaas wel zo. Wel is ‘The Kids Are All Right’ onderhoudend genoeg om een voldoende te scoren, maar dat deze film een Oscarnominatie voor ‘Beste Film’ in de wacht wist te slepen is wat mij betreft een misser. Maar goed, mijn vertrouwen in de Academy was al niet zo groot meer.....

6/10

Saturday, October 22, 2011

Crash (David Cronenberg,1996)

Veel mensen verlieten de zaal toen Crash van David Cronenberg (Videodrome, A History of Violence) in 1996 in premiere ging op het filmfestival in Cannes. De mix van seks en geweld is dusdanig aanstootgevend dat dit zelfs in de ‘moderne’ jaren ’90 nog controversieel was. Gelukkig zagen er nog genoeg mensen een zeer gedurfde originele bewerking van het gelijknamige boek van J.G. Ballard, hij won tenslotte the Special Jury Prize.

Filmproducent James Ballard (James Spader) heeft een open relatie met zijn vrouw Catherine (Deborah Kara Unger). In de openingsscenes zien we hoe beiden seks hebben met een ander, en later elkaar verslag doen van het overeengekomen overspel. Vervolgens krijgt James een ernstig auto-ongeluk, waarbij hij zijn been breekt en van het stel dat frontaal op hem botste overleeft alleen de vrouw Helen (Holly Hunter). Als de twee elkaar later ontmoeten en samen weer bijna een ongeluk krijgen ontaardt deze gebeurtenis in een vrijpartij op de achterbank in een parkeergarage. Via Helen komt James in aanraking met een groep mensen, onder leiding van ene Vaughan (Elias Koteas), die een bizarre fascinatie voor auto-ongelukken lijken te delen.  

Crash zou puur op feitelijke gebeurtenissen als een zuiver erotische film beschouwd kunnen worden. Werkelijk iedereen doet het met iedereen, wat zich niet alleen tot heteroseksuelen beperkt. Het grote verschil met de conventionele erotische film is echter dat alle personages een fetisjisme (of technisch gezien een cochefilie) delen. Allen raken zij zeer opgewonden van alles wat in het teken van een auto-ongeluk staat. Gedeukte auto’s, gevaar op de weg en met name de dreiging van een mogelijk ongeluk werkt zeer opwindend voor het bonte gezelschap parafielen.

Tsja, wie raakt hier niet opgewonden van?
Wat vooral in het geheugen gegrift staat na deze film zijn een aantal bizarre op zich staande scenes. Zo zien we Vaughan seks hebben met een prostituee op de achterbank van zijn rijdende auto terwijl James deze bestuurt. Deze wagen is overigens van hetzelfde type als waar Kennedy in doodgeschoten werd (Do you see Kennedy's assassination as a special kind of car crash? The case could be made....”). Ook zeer memorabel is de scene waar een in beugels gehulde Rosanna Arquette de protagonist weet op te winden naast een gloednieuwe Mercedes met haar litteken, die moeiteloos met het vrouwelijk geslachtsdeel geassocieerd zou kunnen worden. De rest van de scene laat niet veel aan de verbeelding over. Treffend is de verkoper die tot de ‘gewone’ mensen behoort en zijn wenkbrauwend meermalen fronst over de bizarre gebeurtenissen in zijn zaak.

Het is Cronenberg die als geen ander van dit soort bizarre thematiek een visuele ‘freakshow’ weet te maken. Net als in bijvoorbeeld het visionaire Videodrome weet hij een gedurfd en origineel thema niet alleen beeldend uit te werken, maar is het vooral de sfeer en onderliggende psychologische spanning die van Crash een zeer indringende film weet te maken. Tegen het einde wordt pijnlijk duidelijk hoe de fysieke gevolgen van een ongeluk ondergeschikt raken aan de opgewekte lustgevoelens.

Toegegeven, Crash kent een aantal scenes die niet bepaald makkelijk wegkijken in de zin dat ze niet bepaald ‘smakelijk’ zijn en een oncomfortabel gevoel teweegbrengen. Hierin schuilt ook meteen de kracht van de film, de kijker krijgt een inkijkje in de wereld van een groep parafielen zonder de realiteit geheel uit het oog te verliezen. De zojuist beschreven seksscenes zijn overigens kijkbaarder als men bedenkt dat het de personages hier niet zozeer om de persoon dan wel om het voertuig, en haar potentiele destructieve kwaliteiten, gaat. Verder vat Vaughan het nog even samen:

‘The car crash is a fertilizing rather than a destructive event…a liberation of sexual energy, mediating the sexuality of those who have died with an intensity that’s impossible in any other form’

8/10

Sunday, October 16, 2011

The King of Comedy (Martin Scorsese,1983)

Is Mr. Langdon expecting you?
Yes, I don’t think he is.

Het regisseur/acteur koppel Scorsese/ de Niro is vooral bekend van Taxi Driver, Raging Bull en misdaadfilms als Goodfellas en Casino. Dat ze samen in 1983 een hilarische komedie hebben gemaakt lijkt vaak vergeten te worden.

Martin Scorsese heeft inmiddels een bijzonder indrukwekkend oeuvre. In de jaren ’70 en ’80 maakt hij veel met de Niro, vanaf 2002 bijna altijd met Leonardo diCaprio. Bovengenoemde films en recentelijker the Departed zijn de films waar de regisseur altijd mee geassocieerd lijkt te worden. Tussen zijn ‘grote’ films door vind je een enorme diversiteit aan ‘kleinere’, bijna vergeten films. The King of Comedy lijkt tot die laatste groep te behoren. Toch doet deze extreem grappige film zowel qua regie als acteerwerk absoluut niet onder voor de eerdergenoemde werken.

Rupert Pupkin (Robert de Niro) is groot fan van komiek en tv host Jerry Langdon (gespeeld door Jerry Lewis). Niet alleen is hij mateloos geobsedeerd door zijn idool, ook is hij er stellig van overtuigd dat hij minstens zo veel talent heeft. Na een show van Langdon weet Pupkin zijn limo binnen te dringen en zijn idool te spreken. Langdon zit hier absoluut niet op te wachten maar blijft beleefd en adviseerd zijn fan contact op te nemen met zijn secretaresse voor een ‘auditie’. Ongeduldig als Pupkin is, meldt hij zich meteen de volgende dag op de komiek zijn kantoor. Er wordt hem geadviseerd een tape op te nemen zodat Langdon hem kan beluisteren. 

We zien vervolgens hoe Pupkin, die nog bij zijn moeder woont, in zijn kamer maquettes van zijn idool, gasten voor de tv show en een publiek gemaakt heeft. Hierop oefent hij zijn auditie en visualiseert hij zichzelf als ‘the new King of Comedy’. Dat hij vervolgens door Langdon's secretaresse na beluistering van zijn tape met een kluitje het riet ingestuurd wordt lijkt hem absoluut niet te stoppen. Als hij niet via de normale wegen in de show kan komen besluit hij uiteindelijk zijn idool te kidnappen en op die manier zijn ’15 minutes of fame’ af te dwingen.

De rol van Rupert Pupkin is misschien wel de beste acteerprestatie die de Niro ooit geleverd heeft. Zijn rol heeft veel overeenkomsten met die van Travis Bickle uit Taxi Driver. The King of Comedy is weliswaar een grappige versie, het karakter van de Niro beschouwt alles wat hij doet als bijzonder serieus en weet zeker dat hij over het vereiste talent beschikt om een geweldig komiek te worden. Hij acteert de geobsedeerde, enorm bord voor zijn kop hebbende, beleefde psychopaat fenomenaal. Subtiel legt hij de overtuiging en de kleine, maar oh zo belangrijke, trekjes van iemand die zich tot in de puntjes identificeert met zijn idool in zijn rol. Het zijn vooral de scenes waar Pupkin in zijn eentje in zijn kamer alvast het ‘te gast zijn’ oefent die ‘eng’ goed zijn. Je kijkt naar een man die niet 100% zeker weet wat hij wil, maar 100% zeker weet wat hij moet doen! Hij IS the new King of Comedy!

Behalve de kijker te vermaken, geeft Scorsese’s film ook aan hoe ver idoolaanbidding kan gaan en wat de gevolgen kunnen zijn. We zien hoe een ziekelijk geobsedeerd doch naïef persoon toch extreem symphatiek kan zijn. Tevens is The King of Comedy een film die maar weer eens aantoont dat Scorsese veel meer kan dan goeie misdaadfilms regisseren, iets wat hij later bevestigde met bijv. The Last Temptation of Christ en het recentelijke Shutter Island. Lang leve the ‘King of Cinema’!


8.5/10